Thema 2: Opleiden


Opleiden

Onze visie op samen opleiden leidt tot een didactisch concept waarbij het leren van de student en startende leerkracht in de specifieke schoolcontext centraal staat. De begeleiding bij de verbinding tussen theorie en praktijk heeft hierin een belangrijke plaats en onderzoekend en intentioneel leren en handelen worden gestimuleerd. Deze didactische uitgangspunten vormen de basis voor ons opleidingsplan.

Leren in de context van de school

Persoonlijk ontwikkelplan

De student geeft in zijn persoonlijk ontwikkelplan aan wat hij wil leren op basis van de competentieontwikkeling die hij volgens zijn leerjaar en ontwikkelingsniveau moet doormaken. Daarbij gebruikt hij de stage-ontwikkelingsmeter (SOM), een instrument dat alle betrokkenen onderschrijven.

Werkplekleren is maatwerk

Op de werkplek wordt de student begeleid, opgeleid en beoordeeld door de werkplekbegeleider (dagelijks begeleider, met name op klasniveau), de schoolopleider (opleider op schoolniveau, voor alle studenten op de school) en de instituutsopleider (opleider van de pabo, voor alle studenten op de school).

In het opleidingsteam van werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider bespreekt de student hoe hij zich op zijn leerpunten kan ontwikkelen in de context van de school. Het opleidingsteam beschrijft daartoe de schoolcontext met specifieke leermogelijkheden in een informatiebulletin voor studenten. Werkplekleren is altijd maatwerk, passend bij de eigen leerpunten van de student en de mogelijkheden die de school biedt. Het onderwijs op de opleiding is afgestemd op de specifieke leeftijdsgroep waaraan de student lesgeeft. Waar mogelijk wordt het leren op de werkplek daarbij als uitgangspunt genomen (bijvoorbeeld tijdens intervisie, onderzoek, met observatieopdrachten).

Waar leert student van?

De student kan leren in een variatie aan onderwijssituaties in de context van de school. Hij leert bijvoorbeeld van:

  • de dagelijkse gang van zaken op school (lesgeven, leerlingvolgsysteem, oudergesprekken, vergaderingen),
  • specifieke leermogelijkheden in de schoolcontext (observeren of lesgeven in een schakelklas, het onderwijsconcept van de school leren kennen, spreken met een gedragsspecialist, cursus Meertaligheid volgen), en
  • het uitvoeren van opdrachten vanuit de opleiding (opdrachten vanuit verschillende vakken, assessments, onderzoek).

Begeleiding

Binnen OS Boss po is een uniforme begeleidingsstructuur gerealiseerd. Studenten worden opgeleid, begeleid en beoordeeld door een opleidingsteam van werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider. De koppeling van theorie en praktijk is een vast punt bij het bespreken van leeractiviteiten op de werkplek, bijvoorbeeld met de Koppelkaart.

Transparantie

De werkwijze is transparant voor studenten: tijdens de startbijeenkomst, aan het begin van het schooljaar, wordt die toegelicht en de aanpak is opgenomen in het informatiebulletin. Schoolopleider en instituutsopleider geven samen opleiden vorm aan de hand van een Jaaragenda waarin vaste onderwerpen per periode aan bod komen.

Belangrijke agendapunten zijn: het organiseren van een startbijeenkomst voor studenten en startende leerkrachten, het gebruiken van schoolcontext als uitgangspunt voor het werkplekleren en afspraken met betrekking tot de gezamenlijke beoordeling.

Startende leerkrachten

Startende leerkrachten volgen een inwerktraject op hun school en/of binnen hun schoolbestuur. Het inwerktraject bestaat uit intervisie met startende leerkrachten op bestuursniveau, een startbijeenkomst op bestuurs- en of schoolniveau en coaching in de klas.

Onderzoek

In het afstudeeronderzoek laat de student zien dat hij de stappen van de onderzoekscyclus beheerst en zinvol praktijkgericht onderzoek kan uitvoeren in zijn onderwijspraktijk. De aanleiding voor het afstudeeronderzoek is altijd gerelateerd aan de lespraktijk of de schoolpraktijk. Het begeleiden van het afstudeeronderzoek gebeurt op basis van een samenwerkingsrelatie tussen opleiding en basisschool met een onderzoeksbegeleider van de basisschool en een onderzoeksbegeleider van de opleiding.

Toetsing

Voor de voltijdstudenten wordt de vaardigheid op de werkplek met behulp van de stage-ontwikkelingsmeter (SOM) beoordeeld door de werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider als gelijkwaardige partners in een gesprek met de student op de werkplek. Deze wijze van beoordelen wordt besproken met de studenten en is opgenomen in de Jaaragenda en het informatiebulletin voor studenten. Deeltijdstudenten houden een eindgesprek met de schoolopleider of werkplekbegeleider en de instituutsopleider aan de hand van praktijkvoorbeelden die gekoppeld zijn aan de competenties behorende bij het niveau en leerjaar van de student. De beoordelingswijze van het leren op de werkplek is ontworpen door schoolopleiders en instituutsopleiders en is afgestemd met de examencommissie en de curriculumcommissie van de opleiding.

"Voor mij is de meerwaarde van de Opleidingsschool de afstemming van de basisschool, de opleiding en mijzelf als student. Dezelfde maatstaven worden gehanteerd en je krijgt het gevoel dat je meer gezien wordt omdat iedereen duidelijk op de hoogte is van mijn ontwikkeling."
"Vanaf het begin is duidelijk met mij besproken dat de beoordeling plaatsvindt met de werkplekbegeleider, schoolopleider en instituutsopleider. Tijdens stagebezoeken zijn zij dan ook alle drie aanwezig."

Student

Deel het magazine: