Hoofdstuk 2

Internationalisering en de organisatie

Dit hoofdstuk gaat over de wijze hoe de onderwijsorganisatie over internationalisering denkt, deze al dan niet in een visie heeft vertaald en hoe deze is vormgegeven in de organisatie en bij de opleidingen. Hoe adresseert een hogere onderwijsinstelling als de Hogeschool Rotterdam internationalisering tegen de achtergrond van de zich ontwikkelende stadsegio in sociaal en economisch opzicht tot een stadregio met een globale outlook.

In 2014 werd het duidelijk dat er een aantal documenten ten aanzien van internationalisering in de onderwijsorganisatie (Hogeschool Rotterdam) aanwezig waren, maar dat de instituten veraf stonden van de inhoud en kennis rondom internationalisering. Het lectoraat internationalisering onderzocht wat de reden hiervan was door een groot aantal interviews af te nemen aan directeuren, onderwijsmanagers, coördinatoren en experts ten einde vast te stellen wat de reden(en) was/waren dat internationaliseren op verschillende wijzen geagendeerd werd. In 2015 publiceerde het lectoraat Internationalisering (van het hoger onderwijs) een baseline report waarin naar voren kwam dat men zoekende was naar wat internationalisering niet alleen betekende, maar ook wat het betekende in de ogen van de hogeschool. Men miste een visie op internationaliseren vanuit de onderwijsorganisatie. Instituten verschilden enorm van elkaar, met name in welke mate internationalisering geadresseerd was in instituutsbeleid en in de instituutsagenda voor opleidingen. Nu waren er zeker, zoals aangegeven, een aantal documenten verschenen in de loop der jaren over internationalisering, zoalsInternationaliseren op z’n Rotterdams(S&O, 2005), Combining the global and the local! Beleidsplan Internationalisering HR(O&K, 2010), Toolbox Internationalisering HR(CcS, 2013), Beleidskader Internationalisering HR(CcS, 2013), Internationaliseren met Focus(CcS, 2013), Internationale aspecten van het onderwijs(CvB, 2014), Internationale oriëntatie Hogeschool Rotterdam(CcS, 2014), maar uit de interviews bleek dat deze documenten onvoldoende bekend dan wel in zijn geheel niet bekend waren bij managers, coördinatoren en medewerkers die internationaliseren als aandachtspunt hadden. Niet onbelangrijk te noemen dat deze documenten niet vanuit de opleidingen tot stand waren gekomen, maar samengesteld en geformuleerd op centraal niveau met afstemming, dat wel, met directeuren van instituten. In het bijzonder was de vraag waar de hogeschool voor stond als het gaat om internationaliseren en dit tegen de achtergrond van de stad en de ontwikkeling van de stad tot stadsregio. Alvorens hierop in te gaan eerst een terugblik.

De wereld verandert snel om ons heen. Kenniscirculatie neemt snel toe via digitale technieken en platforms, de middenklassen in de wereld nemen in importantie toe, het Westen zal zich moeten realiseren dat de economische en geo-politieke macht verschuift naar het Oosten (Rusland) en met name China. We bewegen daarbij van BRICS (Brazilië, Rusland, India, China, South-Africa) naar MIKT (Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije),[1]Dat brengt met zich mee dat de inbreng van nieuwe machtsblokken en hun verhouding tot het (internationaal) hoger onderwijs en onderzoek een andere wordt (voor zover dat al niet het geval is). In internationaal opzicht betekent dat dat wij (het onderwijs in het Westen) onze rol ten opzichte van het internationaal hoger onderwijs moeten herdefiniëren. Een focus op Europa biedt mogelijkheden, rekening houdend met de maatschappelijke situatie van studenten, de financiële mogelijkheden van instituten, de doorontwikkeling van Hogeschool Rotterdam als internationaal (Europees) kenniscentrum, maar de global outlook mag niet ontbreken. Daarnaast nemen de complexheid en onzekerheid toe in onze samenleving en vragen om herbezinning (VH, 2014). De onderkenning meer te investeren in internationaliseren is duidelijk aangegeven door nationale en internationale overheden. De Europese Unie benadrukte dat het draait om drie terreinen: student- en docentmobiliteit, internationalisering van het curriculum en webleren, en capaciteitsopbouw en samenwerking via strategische partnerships. Terecht, ofschoon ik daar aan zou willen toevoegen: professionalisering en leven-lang-leren. Immers, zonder de staf te professionaliseren in internationaliseren, zal het moeilijk worden bovenstaande terreinen verder vorm te geven (Coelen, 2013). Het onderwijsmanagement van de Hogeschool Rotterdam was daarin duidelijk (Klienbannink, 2015).

Hans de Wit en Uwe Brandenburg vroegen zich al in 2011 af of het einde van internationaliseren in zicht was.[2]Internationalisering, zo beoogden Brandenburg en De Wit uitdagend, zou aan devaluatie onderhevig zijn. Globalisering neemt vaak in de discussie de plaats van internationalisering in, waardoor men in het internationaal onderwijs ertoe overgaat binnen internationalisering concepten te verdedigen in plaats van aan te geven waartoe internationalisering kan leiden, namelijk innovatieve concepten en ontwikkelingen. Wat is betekenisvol voor het beroepsprofiel met betrekking tot internationaliseringsactiviteiten. Daar kom ik straks op terug.

Naast de ex-minister als oud-voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam, maar ook ons eigen College van Bestuur heeft aangegeven dat de basiskwaliteit van opleidingen op orde moet zijn. Dat is natuurlijk ook zo, maar dat mag andere ambities niet in de weg staan. Dat geldt ook voor internationaliseringsambities en –activiteiten. Voor die opleidingen die de basiskwaliteit of andere onderwerpen op de onderwijsagenda, zoals accreditatie, prioriteit geven, betekent dat dat men met een aangepast ambitieniveau moet werken. Niettemin moeten alle studenten uitgedaagd worden internationale competenties en vaardigheden te ontwikkelen en te werken aan hun “international readiness” (Brinkmann, Van Weerdenburg, 2014).


[1]Jim O’Neill, Goldman Sachs, 2001/2011.

[2]Uwe Brandenburg and Hans de Wit (2011),The End of Internationalization, Journal of International Higher Education, The Boston College Center for International Higher Education, Number 62, Winter

De gesprekken (voor het baseline report uit 2014) maakten duidelijk dat iedereen ervan overtuigd is dat internationale ervaringen belangrijk zijn voor niet alleen studenten, maar ook voor staf en docenten. Daarmee stippen we al gelijk een belangrijk aspect van internationaliseren aan, namelijk: wat verstaan we onder internationalisering? Adinda van Gaalen(Senior Policy Officer en Researcher Nuffic) gaf dat nog eens duidelijk aan tijdens de European Association for International Education-conferentie (EAIE) in september 2014 in Praag: ‘…diverse benamingen worden gebruikt als het om internationaliseren gaat: international classroom, curricular internationalization, international campus, etc.‘ De definitie van Jane Knight is besproken in de inleiding om daarmee de ontwikkeling en het discours te duiden. Niettemin maak ik hier de opmerking om internationaliseren niet alleen te beperken tot het onderwijs, maar ook te kijken naar andere stakeholders. Hoe gaat het beroepenveld cq bedrijfsleven met internationaliseren om, welk standpunt nemen publieke instanties als bijvoorbeeld de gemeente in, hoe denken alumni(groepen) over internationaliseren, welke visies hebben vo/mbo ten aanzien van internationaliseren.

De Hogeschool Rotterdam maakt gewag van het kleur bekennen inzake internationalisering (HR, CcS, 2014). Het instituut cq de opleidingen oriënteren zich op hun internationaliseringsambitie(s). De Hogeschool Rotterdam profileert zich als internationaal kennisinstituut dat streeft naar kennisverwerving en –deling alsmede initieert internationaal praktijkgericht onderzoek. De ambities die naar voren werden gebracht tijdens de gesprekken, waren:

  • De Hogeschool Rotterdam wil een leidende, kwalitatieve en strategische kennispartner zijn (triple helix) om internationaliseringsactiviteiten uit te wisselen en vorm te geven middels kennisontwikkeling en –circulatie van het onderwijsportfolio en creatie van intercultural readiness.
  • De Hogeschool Rotterdam wil een internationaliseringsportfolio hebben dat gevarieerd en uitdagend voor studenten en staf is en de HR (lees ook het instituut) voorziet van innovatie en kwaliteit om de beroepsprofielen verder te ontwikkelen.
  • De HR wil met gebruikmaking van de driehoek onderwijs/onderzoek-overheid-bedrijfsleven (triple helix/kenniscentra) inspelen op de groei van industriële stadsregio’s waar sprake is van een grote culturele diversiteit (onderzoek, innovatie, kennisontwikkeling en -circulatie) (VH, 2014)
  • De Hogeschool Rotterdam wil de focus op Europa versterken met het werven van studenten in het kader van de ontwikkeling van Rotterdam tot industrial global region.
  • De Hogeschool Rotterdam wil met het aantrekken van internationale staf de ontwikkeling van Rotterdam tot internationaal kenniscentrum verder stimuleren.

Zoals ik in het begin van dit hoofdstuk aangaf, was internationalisering weliswaar belegd in een aantal visiedocumenten, maar stonden deze documenten ver van de opleidingen. Er was organisatorisch ook geen aansturing vanuit centraal op internationalisering. Dat stond op de agenda van de opleidingen. Met de toename in importantie van internationalisering in het (hoger) onderwijs, nam ook de aandacht voor internationalisering bij de hogeschool toe. Het gaf food-for-thought voor bestuur en organisatie hoe internationalisering te duiden en te adresseren. Het feit dat er alleen documenten bestaan, brengt nog geen visie en ontwikkeling van internationalisering in de opleidingen (instituten). De onderwijsorganisatie (Hogeschool Rotterdam) werd de vraag voorgelegd waar wij als onderwijsorganisatie voor staan. Het bracht een aantal stakeholders bij elkaar die internationalisering als core business hebben (Centre of International Affairs, Lectoraat Internationalisering) of vanuit strategie en beleid erbij betrokken is (ConcernStaf). Voor CoIA zou een raamwerk voor internationalisering betekenen dat men zich positioneel kan versterken en beter kan profileren binnen en buiten de hogeschool, internationalisering kan professionaliseren en enthousiasmeren, het proces en stand van zaken van internationaliseren kan monitoren ten einde de kwaliteit van internationaliseren te verbeteren dan wel de accreditatie van internationalisering te accommoderen. Verantwoordelijkheden zijn belegd en kwaliteit van internationaliseren in de cyclus opgenomen. Immers, een aantal opleidingen kennen internationaliseringsactiviteiten of hebben aandacht voor learning outcomes ten aanzien internationalisering. Reden genoeg voor de drie partijen om internationalisering anders te adresseren in de hogeschool (Center of International Affairs -CoIA, Concernstaf -CcS en Lectoraat Internationalisering -KcBI). Niet vanuit de gedachte te komen tot een visie, maar het proces van nadenken over internationaliseren te faciliteren ten einde tot gezamenlijke uitgangs- of vertrekpunten te komen.

Design Thinking

De aanpak was gebaseerd op Participative Inquiry (PAR)/Delphi-methode en Design Thinking. Dat behoeft enige uitleg.

Uitgangspunt om te komen tot gezamenlijke uitgangs- of vertrekpunten voor internationalisering was het feit dat de hogeschoolgedachte was om vanuit de basis te werken, vanuit de opleiding te komen tot een gezamenlijk gedachtengoed over internationalisering. Vanuit dat uitgangspunt moest het idee zijn om met de diversiteit aan opleidingen en onderwijsprofessionals een participatief proces in te richten dat zou leiden tot commitment en eigenaarschap. De gedachten gingen al snel uit naar Participative Inquiry, waarbij de achtergrond van PAR voldoende werd onderkend. Niettemin sprak de vorm, zie hieronder beschreven, de drie partijen aan.

“action research is a set of practices that responds to people’s desire to act creatively in the face of practical and often pressing issues in their lives in organizations and communities; calls for engagement with people in collaborative relationships, opening new ‘communicative spaces’ in which dialogue and development can flourish; draws on many ways of knowing, both in the evidence that is generated in inquiry and its expression in diverse forms of presentation as we share learning with wider audiences; ….is aimed at working towards practical outcomes and also about creating new forms of understanding…” (Reason, Bradbury, 2008). Hetzelfde geldt voor de Delphi-methodiek. De elementen hiervan: een beperkte groep deskundigen, subjectieve uitspraken over onderwerpen in de toekomst, consensus via stapsgewijze terugkoppeling (iteratie en feedback) (Kieft,2011).Met betrekking tot Design Thinking was het uitgangspunt dat binnen design thinking o.a. door samenwerking en experimenteren je tot een verandering kunt komen. Het daagt mensen uit hun creativiteit aan te spreken en tot optimistische resultaten en interessante opties te komen. Vooral het komen tot een prototype cq model voor internationaliseren is hieraan ontleend.

Het inspiratieplatform internationaliseren dat hieruit ontstond bestond uit opleidingen van elk instituut. De diversiteit die dit met zich meebracht gaf een open houding aan het proces. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat vooraf nog niet duidelijk was of deze benadering het gewenste effect zou hebben, maar uitgaande van het feit dat de onderwijsprofessional centraal stond in dit proces en zijn inbreng een onderdeel was om te komen tot een resultaat, deed een situatie ontstaan waarin iedereen vrij was om een open en lastvrije houding aan te nemen. Het proces toonde aan dat deelnemers zich geaccommodeerd voelde een bijdrage te leveren aan het proces. Al snel werd duidelijk dat het formuleren van een strategie of visie een beleidsmatige connotatie opleverde die als bestuurlijk en dwingend werd ervaren. Eerder sprak men van een ‘boodschap’. Wat is de boodschap van onze hogeschool als het om internationaliseren gaat. Het feit dat nu de opleidingen aan zet waren deze te formuleren gaf veel energie over de inhoud te discussiëren. Maar ook om als opleidingen en medewerkers in de opleidingen de vrijheid te hebben deze verder vorm te geven. De participatie en samenwerking in het inspiratieplatform, waarbij tijdens het proces ook andere onderwijsprofessionals (docenten, coördinatoren, etc.) namens opleiding, instituut of organisatie aansloten, creëerde als vanzelf een attitude van commitment, engagement en eigenaarschap. Dat zijn twee belangrijke aspecten, commitment en eigenaarschap, als we praten over een boodschap als andere benaming voor visie of strategie. Immers, als onafhankelijkheid een belangrijk aspect is van de academische ruimte, wordt het moeilijk als organisatie de verschillende onderdelen te alignen. Maar voor organisatiebrede domeinen, waartoe we internationalisering rekenen, zal zo’n alignment zonder commitment, engagement en eigenaarschap een proces zijn dat gedoemd is te mislukken. Als we ook als organisatie een boodschap willen uitdragen waar we voor staan in de onderwijsomgeving (lokaal, nationaal en internationaal), zal dit voldoende gefaciliteerd en gedragen moeten worden.

Visies en ambities

Een onderwijsorganisatie is een complexe en diverse organisatie. Voorafgaand aan dit proces is gekeken op welke wijze andere onderwijsorganisaties, zoals universiteiten en hogescholen, een visie op internationaliseren hebben geformuleerd. Daartoe is gekeken naar de visies en ambities dan wel instellingsplannen van 17 instellingen voor hoger onderwijs. Het valt daarbij op dat er een grote verscheidenheid aan visies en ambities bestaan ten aanzien van internationaliseren. Een aantal bespreken instrumentele aanbevelingen of aandachtspunten zoals Engelstalig onderwijs; andere gaan in op inhoudelijke aspecten of strategie, zoals het incorporeren van de visie in opleidingsvisies dan wel het benoemen van specifieke domeinen te weten international classroom of internationaliseren van het curriculum. Centraal staat wel dat de student een internationale context en ervaring wordt aangeboden, bijvoorbeeld om een betere probleemoplosser en ondernemer te worden. Het is zaak ook te beschrijven welke benadering wordt voorgestaan (zie ook Knight) en hoe deze wordt vormgegeven in een opleidingsprogramma. Daar ontbreekt het in de beleidsdocumentatie nogal eens aan. Hieronder een overzicht van de belangrijkste elementen die in de visies en ambities terugkeren.

Figuur 2: Visies en ambities HOI

Rudzki (1995) gaf al aan dat bij zo’n ‘visie’ er sprake moet zijn van een geïntegreerd en coherent raamwerk van internationalisering, waarbij voor een succesvolle strategische implementatie sprake moet zijn van “appropriate procedures, wide involvement, trust, recognition of political realities, emphasis on the process and proper timing.”(Holdaway, Meekison, 1990). Mintzberg voegde daaraan toe dat ook topmanagement commitment moet vertonen anders is dat een driver voor mislukking. Een toevoeging zou zijn om naast commitment van het topmanagement ook te spreken van engagement en eigenaarschap. Het tonen van engagement en eigenaarschap van het topmanagement laat aan de onderwijsorganisatie en zijn professionals zien dat je met hen de verandering cq ontwikkeling zoekt en wilt ontdekken.

Gedurende het proces (inspiratieplatform internationaliseren HR) werd duidelijk dat vanuit de opleidingen niet alleen verschillend gedacht werd over internationalisering in conceptuele zin, bijvoorbeeld vanuit studentmobiliteit of het aanbieden van een Engelstalig curriculum, maar ook hoe vanuit de beroepscontext gekeken wordt naar internationalisering. Daarbij werden een aantal gezichtspunten naar voren gebracht die voor de specifieke beroepscontext essentieel waren, zoals bijvoorbeeld inclusiviteit en diversiteit. Zo hadden nog niet alle opleidingen ernaar gekeken. Interculturele sensitiviteit kwam in het algemeen wel voor in competenties of leeruitkomsten. De inhoudelijke discussie leverde een aantal domeinen op die niet alleen in de ontwikkeling van internationalisering als begrip en definitie terugkomen (intercultural, global), maar ook betekenisvoller werden door het experimenteren met een descriptief proces. Het liet ruimte aan de deelnemers van het inspiratieplatform om out-of-the-box te denken, naar andere concepten te kijken, een adaptieve houding aan te nemen, een acceptatiemodus te vinden. Die hieronder gepresenteerde mindmap van het proces na een aantal maanden maakt duidelijk hoe open er geëxperimenteerd wordt met het zoeken naar betekenis en structuur.

Figuur 3: Inspiratiesessie Maart 2016

Tussentijdse monitoring van het proces

Driehoek Internationalisering

In het najaar van 2016 kon een werkend internationaliseringsmodel (prototyping) gepresenteerd worden in de vorm van de Driehoek Internationalisering (HR, 2016). Het onderstaande interactieve model (zie hiervoor de link of de website van de hogeschool) maakt duidelijk dat de keuze voor de domeinen inclusiviteit, interculturele competentie/sensitiviteit, (super)diversiteit, onder de boodschap met betrekking tot internationalisering betekenis krijgen. Belangrijk voor acceptatie en eigenaarschap was dat de gehele onderwijsorganisatie zich kon herkennen in de boodschap en domeinen door een generieke beschrijving die aan de ene kant ruimte laat aan beroepsprofielen en opleidingsprogramma’s en aan de andere kant toch keuzes maakt. Bewust is gekozen voor drie niveaus, de organisatie het opleidingsprogramma en brede facilitering, aangezien er zo interactie en synergie ontstaat met en tussen de afzonderlijke driehoeken. De uiteindelijke boodschap die de Hogeschool Rotterdam ten aanzien van internationalisering uitdraagt als onderwijsorganisatie, luidt:

Een grote diversiteit is een definiërend kenmerk van Hogeschool Rotterdam. Het is onze taak deze verscheidenheid in te zetten als kracht, deze te benutten en iedereen uit te dagen het beste uit zichzelf te halen in een veilige omgeving. Hogeschool Rotterdam leidt de diverse studentenpopulatie op tot professionals, die niet per definitie werken over de grenzen van Nederland, maar wel samen met mensen uit uiteenlopende culturen in een omgeving met een internationaal karakter. Hogeschool Rotterdam verzorgt daarom hoogwaardig onderwijs; de wereld om ons heen is verweven in onderwijs en onderzoek. Hogeschool Rotterdam levert professionals af die de complexiteit en snelheid van veranderingen in deze wereld kunnen begrijpen en inzetten. Een studie aan Hogeschool Rotterdam stimuleert de creativiteit, veerkracht, nieuwsgierigheid en verantwoordelijkheid van studenten. De professionals die worden afgeleverd door de opleidingen werken dus niet per definitie vanuit een internationaal denkraam, zij kunnen opereren in een wereld zonder grenzen en beschikken over de daarvoor vereiste interculturele competentie. Wat daarvoor nodig is, bepaalt elke opleiding op basis van het eigen beroepsperspectief. Opleidingen van Hogeschool Rotterdam geven studenten zo een passend internationaal en intercultureel portfolio, of ze nu in Nederland blijven of naar het buitenland gaan. Dat vraagt van de hogeschool als organisatie professionalisering van onze medewerkers en het versterken van de verbinding van opleidingen met de regio via onderzoek en partnernetwerken. Hogeschool Rotterdam heeft daarom de facilitering die specifiek gericht is op internationalisering gebundeld in het Centre of International Affairs: expertisecentrum voor internationale zaken. Dit centrum werkt aan: continuïteit, samenwerking, kalibratie, expertise, community vorming, communicatie en het delen en vieren van successen.

Figuur 4: Driehoek Internationalisering Hogeschool Rotterdam December 2016

© Hogeschool Rotterdam (http://hvr.prosix.nl)

Het inspiratieplatform internationalisering vond een voortzetting in de werkgroep internationalisering van Onze Agenda (HR, 2017). Het resultaat was Rotterdam te zien als living lab, studenten te ontwikkelen tot global citizens, leren van en met elkaar, persoonlijke vorming, het beheersen van 21st century skills, Engels is de poort naar de wereld. In de agenda kwam dat terug als een opgave voor de school, internationalisering verder vormgeven, rekening houdend met de pedagogische en didactische benadering van inclusiviteit terwijl diversiteit een gegeven is. In een grootstedelijke, internationale context. Het leidde ertoe een werkplaats internationalisering te creëren die met eigen resources opleidingen in staat stelt aan internationalisering te werken. De werkplaats functioneert als een community of practice, maar ook als een professional learning community. We leren van en met elkaar, we delen kennis en expertise, we creëren onderwijsvernieuwing en vergroten op die wijze commitment en eigenaarschap. De ervaringen en resultaten (tools, concepten, kennis) worden gedeeld door de deelnemende opleidingen met hun thuisbasis (instituten) hetgeen een incentive is voor andere opleidingen te participeren in het inspiratieplatform internationalisering (2ecohort). Dit is een tweede groep van opleidingen die aangegeven heeft een volgende stap te willen zetten in het proces van internationaliseren. Met deze groep verkennen we ambities, laten we de driehoek internationaliseren landen (experimenteren ermee), bespreken we de resultaten van de werkplaats internationaliseren. Ook deze groep functioneert als een learning community. Op deze wijze wordt de groep voorbereid de 2ecohort te vormen van de werkplaats internationalisering. Zo wordt kennisdeling en -creatie ten aanzien van internationalisering duurzaam ingebed in de onderwijsorganisatie.

De implementatie van de Driehoek Internationalisering wordt organisatorisch ondersteund door de werkplaats internationalisering en het inspiratieplatform en gemonitord door Concernstaf, CoIA en lectoraat internationalisering alsmede directietafel internationalisering (interne experts internationalisering en een aantal directeuren van instituten). Deze invulling geeft de implementatie commitment en expertise aan de ene kant en vertrouwen en support aan de andere kant. Opleidingen zien in een gezamenlijk proces voldoende mogelijkheden om internationalisering vorm te geven.

Internationalisering staat de laatste jaren wel meer in de belangstelling. In het volgende hoofdstuk komt dat aan de orde. Niettemin zullen hogescholen en universiteiten, kenniscentra, CoE’s, Nuffic, VH, VSNU, en andere onderwijsorganisaties verbinding en samenwerking moeten creëren om internationalisering en het onderzoek ervan (door) te ontwikkelen en te intensiveren.

Het lectoraat zal het proces van internationalisering via het inspiratieplatform en de werkplaats internationalisering gebruiken als onderzoeksobject ten einde vast te stellen of deze werkwijze een succesvolle (werk)wijze is om internationalisering in te bedden en door te ontwikkelen in opleidingen cq onderwijsprogramma’s.